Wie nog kan volgen wat er in het aardbevingsdossier gebeurt, mag het zeggen. Een voorstel voor een doorbraak.
Proberen te begrijpen wat er momenteel in Groningen gebeurt is een opgave die je iedereen eigenlijk moet afraden. Wat voor alles geldt lijkt in het gaswinningsdossier nog meer te gelden: „hoe meer je weet, hoe beter je weet dat je lang niet alles weet…”
Het is niet ondenkbaar dat minister Wiebes kort na zijn aantreden ook tot een dergelijke conclusie is gekomen. Hij trof een bestuurlijke spaghetti van instanties, bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan en een versterkingsoperatie die naar aard en omvang onuitvoerbaar was. Daar moest korte metten mee worden gemaakt.
Met dat uitgangspunt is hij aan de slag gegaan. Helder was dat de schadeafhandeling een plek moest krijgen. Dat is eerst geregeld. Althans op papier. Stap twee was een interventie in de versterking. Dat kon niet zomaar en dus werd het eerst over een andere boeg gegooid. We gaan met de gaswinning naar nul voordat het veld leeg is gepompt. “Briljant! Als we dat aankondigen dan maaien we al het gras voor de voeten weg. De basis van de versterking vervalt. En of we de productievermindering halen dat zien we dan wel weer. Van later zorg.”
De coalitie was opgelucht. Eindelijk een uitweg met een simpel leidmotief: „wij gaan voor de veiligheid van de Groningers, dus pakken we het probleem bij de kern aan, bij de gaswinning.” Al het overige kan vervolgens aan de kant. Niet meer zeuren over (oude) schades, niet meer ouwehoeren over versterkingsoperaties, niet meer mekkeren over geld. “Wij hebben onze verantwoordelijkheid genomen. Het hele probleem kan nu een ‘gewoon’ probleem worden. Alle speciaal opgetuigde organisaties kunnen weg, alle extra ballast over boord. We gaan hier weer normaal doen.”
Maar dit scenario is niet meer dan een vlucht vooruit. Het zal een tijdje werken in de Haagse beleving, de realiteit zal keihard terug slaan. Want laten we eerlijk zijn: over het tempo van de daadwerkelijke afbouw van de gaswinning zijn geen garanties. En niemand weet hoe de seismiciteit zich gaat ontwikkelen tijdens en na de afbouw van de productie. Kans op zware bevingen blijft. We weten tot slot niet wat de werkelijke bouwkundige staat van onze huizen is.
Deze grote vraagtekens worden noodgedwongen omgezet in aannames en daarmee kan het goochelen beginnen.
Op basis van dit drijfzand probeert minister Wiebes nu duidelijkheid te verkopen. “Iedereen met een versterkingsadvies mag door”. Maar wat betekent dat? Wat gaat door? Onverkort uitvoering van die versterkingsadviezen? Of gaan we op grote schaal eerst de ‘dialoog’ aan om te bezien wat in dit geval ‘redelijk’ is? “De 1500 gebouwen die volgens onze modellen echt onveilig zijn, worden bovendien ook versterkt.” Maar niemand weet welke dat zijn.
Er zijn nog veel meer vragen. Wie bepaalt nu de kaders voor de versterking die doorgaat? Hoe wordt bijvoorbeeld afweging sloop/nieuwbouw bepaald? En hoe vervolgens het budget voor sloop/nieuwbouw? De uiteindelijke financiering is überhaupt nog een groot vraagteken.
Natuurlijk, ook iedereen die zegt dat de versterkingsoperatie zoals die was ingestoken, een doodlopende weg was, heeft gelijk. Duizenden, laat staan tienduizenden, gebouwen in vijf jaar tijd versterken via procedures die gelijke behandeling en kostenbeheersing moeten borgen, is onmogelijk.
De eerlijke conclusie is simpelweg: waarschijnlijk zou op basis van de door ons zelf bedachte regels en procedures heel veel versterkt en misschien gesloopt moeten worden. Zeker als we alle onzekerheden (en dat zijn er dus nogal wat) daarin mee moeten nemen. Dat wordt te groot, te duur, te complex. Het is domweg niet mogelijk. Bovendien, nu we toch eerlijk zijn, het is maar de vraag of “de grote klap” werkelijk ons grootste probleem is. De talloze kleinere bevingen en de bodemdaling die door de jaren heen, niet in één keer maar sluipenderwijs, onze huizen en boerderijen doen afbrokkelen is misschien een veel grotere vijand.
Laat het kabinet dit eerlijke verhaal neerleggen en vervolgens een werkelijke poging doen om deze ereschuld in te lossen. Door bijvoorbeeld te zeggen: „Elke gebouw eigenaar krijgt van ons een bouwdepot, onder andere afhankelijk van de omvang van het gebouw. De eigenaar mag vervolgens zelf in een tijdsbestek van vijf jaar beslissen wat hij of zij daarmee wil doen. Versterken blijft een optie, maar ook andere, waardevermeerderende ingrepen in een woning zijn mogelijk. Van een flinke onderhoudsbeurt, schadepreventieve maatregelen, tot verduurzamingsmaatregelen of levensloopbestendige ingrepen. De keuze is aan u. Wilt u vertrekken, dan kunt het bouwdepot inzetten om uw restschuld van de hypotheek mee te financieren. Mocht uw woning op basis van inspectie werkelijk onveilig worden verklaard geldt de beperking van het bouwdepot uiteraard niet. Voor het overige staan we ervoor in dat alle fysieke schade (dus ook constructieve schade!) immateriële- en overige schade, tot in lengte van jaren worden vergoed. Hiermee hopen we de kwaliteit van de gebouwen in het gebied te verhogen, de keuzevrijheid te optimaliseren, de waarde van het vastgoed te stabiliseren en de proceskosten zo laag mogelijk te houden.”
Parallel en waar mogelijk in samenhang met deze operatie zal gewerkt moeten worden aan leefbaarheid (dorpsvisies!) en economie voor het perspectief van de regio.
Is dit dan makkelijk? Nee. De puzzel wie, waar, hoeveel moet krijgen is zeker niet makkelijk. Tenzij we dat ‘ruimhartig’ kunnen doen, maar dat woord durf ik niet eens meer in de mond te nemen. Is dit rechtvaardig? Worden de Groningers zo niet ‘afgekocht’? Ja, dat is zo. Maar liever eerlijk en fatsoenlijk afgekocht dan langzaam verder wegzakken in het moeras van aannames, uitstel, slappe beloftes, kilometers waardeloos onderzoek en verder afbrokkelende woningen. Ideale oplossingen zijn er al lang niet meer. Betere ideeën zijn welkom.
Opinie Dagblad van het Noorden 21 juli 2018, Susan Top